In ons gezin bestonden vroeger geen taboes. Aan de keukentafel was alles bespreekbaar, behalve voetbal. Mijn vader vond het onbegrijpelijk hoe de rest van Nederland een mening kon hebben over 22 volwassen mannen die achter elkaar aan renden op een stukje gras.
Dit huiselijke taboe zorgde ervoor dat ik buitenshuis een nieuwe vaardigheid ontwikkelde. Bij vriendjes wist ik binnen enkele minuten uit te vinden of ik in een Ajax-huis of een Feyenoord-huis te gast was. Dat trucje heeft mij menig pak rammel bespaard. Wat mij nog het meeste verbaasde was het zwart-wit denken. Er was geen ruimte voor tinten grijs. Het domste wat ik kon doen was een opmerking maken als “Zolang de beste maar wint”.
Een vergelijkbare polarisatie lijkt zich nu voor te doen in het publieke debat over robotisering. Ook hier weer twee kampen. Aan de éne kant de techno-optimisten. Zij zijn er heilig van overtuigd dat machines niet alleen intelligenter maar ook spiritueler zullen worden. Dat zij onze grootste problemen gaan oplossen en dat wij op den duur met hen zullen versmelten. En aan de andere kant de techno-sceptici. Zij beginnen hun betoog ongeveer hetzelfde maar nemen een andere afslag. De robots nemen eerst onze banen over en zullen dan tot de conclusie komen dat de menselijke soort overbodig is. Terminator in de polder.
Beide scenario’s worden ingegeven door Hollywood-films en gevoed door respectievelijk angst of een naïef vertrouwen in vooruitgang.
Ook hier geldt de extreme overtuiging van het eigen gelijk. Geen nuance, geen tinten grijs.
Terwijl beide scenario’s ongeloofwaardig zijn. Als ze al waarheid worden, is dat in een toekomst ver, ver weg hier vandaan. Qua intelligentie winnen de machines nu pas van ons met het bordspel Go. Twintig jaar geleden was dat nog met schaken. Dan vind ik de sprong van nog eens twintig jaar en dat er dan opeens een vorm van bewustzijn zal opstijgen vanuit een aantal algoritmen toch bijzonder ongeloofwaardig. Kunstmatige intelligentie is geen magie, het is gewoon wiskunde.
Waarom laten wij ons dan toch zo meeslepen door die twee extreme kanten? Hebben we geen zin om ons echt in te lezen? We willen hapklare oneliners die we als intellectuele cadeautjes kunnen uitdelen bij koffieautomaat en biertap.
Het is ook zo verleidelijk om te filosoferen over iets dat waarschijnlijk toch niet zal gebeuren. Want dan hoef je vandaag nog niets te doen! Laat anderen maar aan de toekomst werken. Wij hebben het al druk genoeg.
Dat gaat er bij mij niet in. Daarom heb ik een truc bedacht. Als iemand mij bang maakt met beelden over robots die ons systematisch zullen uitmoorden, heb ik een pasklaar antwoord. “Dat is een goed punt, mede omdat het Future of Life-Institute in Oxford hier uitgebreid onderzoek naar doet. Maar wat gaan jij en ik hier in de tussentijd aan doen?”
De toekomst van robots is geen sciencefiction. Hoe beter en concreter onze acties vandaag, hoe zonniger die toekomst zal worden. Leef niet in angst, maar innoveer in het nu.
Deze column verscheen eerder in het FD van 11 november 2017