Verveelde jij je dan nooit? De vraag kwam van mijn jongste zoon. Felix heeft een iPhone (afdankertje van mama) en een Playstation 4 (die hij moet delen met zijn oudere broer). Hij kon zich niet voorstellen hoe ik mij vroeger zonder die twee apparaten kon vermaken.
Tja, papa had een commodore 64. In de vroege jaren tachtig kreeg ik die van mijn vader. “Deze computer kan niets uit zichzelf. Je moet hem alles leren, dat heet programmeren,” had hij erbij gezegd. Programmeren heet volgens Felix tegenwoordig ‘hacken’.
Hij probeerde zich voor te stellen wat ik dan moest intypen. Dagenlang was ik soms bezig om een sprite te tekenen (met potlood op ruitjespapier) om daarna pagina’s met software-regels in te kloppen om uiteindelijk een simpel plaatje over mijn beeldscherm te laten bewegen. Dat heet nu Minecraft, zei Felix. En je hoeft het niet meer in te tikken, het zit gewoon in een chest.
Later kwam ik er gelukkig ook achter dat je niet alles zelf hoeft te schrijven. Soms ging ik bij een vriendje op visite en kon ik een spelletje kopiëren. In die tijd bestond het woord illegale software nog niet. Wij spraken heel stoer over gekraakte spellen. Die zette je dan over op een cassettebandje of een floppy (5,25). Felix beet op zijn lip en besloot het woord Appstore nog even niet te laten vallen.
Maar laat dan zien, pap! Via een vriend had ik een oude comodore aan de praat weten te krijgen.
Uit pure nostalgie ging mijn hart al iets sneller kloppen, maar Felix schaterde het uit. Vergeleken met zijn fotorealistische games zag dit eruit als een berg gesmolten legoblokjes.
Om de eer van mijn oude computer te redden, probeerde ik uit te leggen dat C64 betekende dat de commodore over een werkgeheugen van 64 “k” (duizend) beschikte. En dat het niet eerlijk was om te vergelijken met zijn 8 “gieg” (miljard). Bijgekomen van het lachen vroeg Felix waarom ik eigenlijk bij mijn vriendjes langs ging om op de computer te spelen. Voor hem is het doornormaal dat zijn vrienden al “in” het spel zitten als hij uit school komt. Zo zit een hele generatie tieners nu op de bank, in dezelfde game (Fortnite) en dragen ze een headset om per team de tactiek door te spreken.
In een laatste poging om iets van respect af te dwingen voor de jaren tachtig had ik een Rubik’s Cube in zijn kamer achter gelaten. Zelf was het mij nooit gelukt om het ding op te lossen. Mijn beste poging leverde ooit twee hele vlakken op. Ik was benieuwd of Felix de lol van het offline puzzelen zou gaan inzien.
En jawel, hoor. Binnen een half uur kwam hij naar beneden en legde de opgeloste kubus op tafel. Ik was positief verrast. Maar voordat ik dat kon uiten, slenterde hij de kamer al weer uit. “Was een makkie hoor. Stond gewoon op Youtube”.
Column oorspronkelijk gepubliceerd in het FD van zaterdag 16 februari 2018.