“Pap, waarom heeft iedereen het tegenwoordig over kunstmatige intelligentie?” De vraag komt van mijn jongste zoon. Ik onderdruk de neiging om hem een college over de geschiedenis van AI te geven. In plaats daarvan stel ik de vraag terug. “Waarom denk je zelf dat dat zo is?”
“Het is makkelijk”, zegt hij. “Je hoeft niet meer alles zelf te doen”. Ik geef hem gelijk. Dat is inderdaad een belangrijke reden voor de toegenomen belangstelling. AI is niet meer het exclusieve terrein van technologen of van onderzoekers. Iedereen weet het inmiddels te vinden en kan het ook met wisselend succes inzetten. “Maar dat is niet de reden dat iedereen erover praat”, antwoord ik. Er zijn veel meer innovaties die door iedereen worden ingezet, maar dat betekent nog niet dat de kranten of social media er vol mee staan.
Een vertekende versie van onszelf
Ik vertel hem over mijn persoonlijke fascinatie met AI. “Hoe meer we leren over kunstmatige intelligentie, hoe meer we leren over de mens.” Wat dat betreft fungeert AI nu tijdelijk als een spiegel voor de mensheid. Niet in de zin dat de data ons laten zien hoe de maatschappij in elkaar steekt, verre van dat. Maar in de zin dat we onze eigen verlangens, onze tekortkomingen en angsten projecteren op AI. En omdat AI zelf nog allesbehalve duidelijk of opgelost is, worden die dromen en zorgen weer in duizenden stukjes teruggekaatst. AI als een discobal dus. Je krijgt terug hoe je ernaar kijkt: bange mensen worden banger. Boze mensen worden bozer. Optimisten worden optimistischer.
Niet zo gek dus dat scholieren het vooral zien als een huiswerkhulp. Of dat programmeurs het willen gebruiken als stagiair voor de saaie onderdelen van hun project. De AI-discobal vergroot bestaande eigenschappen. Accountants schrijven nieuwe rapporten. Startups voegen nog snel een snufje generatieve AI toe aan hun pitch ter voorbereiding op de nieuwe financieringsronde. Brussel neemt aanstoot en ziet een aanleiding om de grip op big tech te vergroten. Voormalig kamerleden starten een petitie en journalisten publiceren een long read.
Angst als business model
Zo zijn er de experts die uitblinken in het publiceren van open brieven over pauzeknoppen. Grote woorden, grote zorgen, grote namen. Als je naam er niet onder staat, tel je eigenlijk niet mee. De strekking van zulke brieven is meestal: AI is doodeng en zal ons in de toekomst overmeesteren.
Hier is echter meer aan de hand. Dit is geen discobal maar een rookgordijn. Een rookgordijn opgeworpen door spindokters van techbedrijven. Zolang wij elkaar maar bang maken over een eventuele terminator in 2045. Zolang wij maar met elkaar filosoferen over de mogelijkheid van buitenaardse intelligentie. Zolang we dat doen leggen we geen vergrootglas op de huidige problemen van AI.
Want die zijn er wel degelijk. AI heeft een doel nodig. En zolang socialmedia platformen hun AI inzetten voor optimalisatie van ‘time spent’ (een eufemisme voor hoe lang de gebruikers vast worden houden), moeten we niet verbolgen reageren als dat een polariserend effect heeft op de berichtgeving of zelfs desinformatie in de hand werkt.
AI voor armoedebestrijding
Kan je AI ook een doel geven dat de mensheid dient? Jazeker, ga eens kijken in Heerlen. Daar is recent een programma gestart waarbij AI wordt ingezet voor het terugdringen van armoede en schulden. Op de Brightlands Smart Services Campus trekken data scientists en maatschappelijke organisaties gezamenlijk op om burgers financieel weerbaarder te maken. Als het doel helder geformuleerd is, kunnen data en algoritmen heel goed werk verrichten!
Laten we daarom kritisch in de spiegelbal blijven kijken. Stel voortdurend de vraag: waar optimaliseren we voor. Wat willen we uiteindelijk bereiken? Zonder deze vragen te stellen, schiet u lichtflitsen in het donker. AI zonder doel schiet zijn doel voorbij.
Oorspronkelijk gepubliceerd in het FD van zaterdag 11 augustus.